In februari 2010 werd ik geïnterviewd door collega kunsthistorica Sophie van Steenderen, destijds bestuurslid van de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK).

De VNK is in 1939 opgericht en telt in 2010 meer dan 1000 leden. De  vereniging biedt kunst- en architectuurhistorici in Nederland een platform voor ontmoeting, discussie en advies. Ook vraagt ze aandacht voor gemeenschappelijke kunsthistorische belangen. Internationaal is zij vertegenwoordigd in het Comité International de l’Art (CIHA).

Het interview met Sophie vond plaats na een gezamenlijk bezoek aan de tentoonstelling Judith Leyster, de eerste vrouw die meesterschilder werd in het Frans Halsmuseum Haarlem.

Op 8 maart is het Wereldvrouwendag. Een mooie aanleiding om de blik weer even nadrukkelijk te richten op de vrouwelijke kunstenaars. Op Judith Leyster bijvoorbeeld, in het Frans Halsmuseum, of op het werk van vrouwelijke kunstenaars uit de collectie van het Musée National d’Art Moderne in Parijs: de tentoonstelling elles@centrepompidou is nog te zien tot februari 2011.

Karin Haanappel verzorgt vanuit haar eigen onderneming Haanappel Art International / Bureau voor Cultuureducatie cursussen, studiedagen, lezingen, workshops, excursie’s en reizen en ze schrijft en publiceert kunsthistorische teksten. Het zwaartepunt ligt daarbij op de vrouwelijke kunstgeschiedenis. Een fascinatie die al tijdens haar studie begon. Ze studeerde in 1994 af aan de Universiteit Utrecht in Kunstgeschiedenis en Algemene Letteren op Camille Claudel, hetgeen in 2001 leidde tot een bijdrage aan de eerste tentoonstelling van deze kunstenares in Nederland: Camille Claudel, uit de schaduw van Rodin, gehouden in het Singer Museum in Laren. De blijvende passie voor vrouwelijke kunstenaars heeft geresulteerd in het Instituut voor Vrouwelijke Kunstgeschiedenis. Dit instituut houdt zich bezig met onderzoek naar en onderwijs over vrouwelijke kunstenaars. Zo stond onlangs een aantal lezingen over Judith Leyster op het programma.

 

Waarom ben je kunstgeschiedenis gaan studeren?
Uit pure liefde voor het vak! Na mijn VWO examen heb ik me ingeschreven aan de Universiteit Utrecht voor de studie Rechten, maar binnen een jaar ben ik overgestapt naar de studie Algemene Letteren. Het eerste jaar was voor mij een kennismaking met de grote diversiteit aan vakken die de toenmalige Faculteit der Letteren bood, waaronder het bijvak Kunstgeschiedenis. Aan de hand van The Story of Art van Gombrich werd ik in de wereld van de kunstgeschiedenis ingewijd en was direct verkocht. Ik wilde geen ‘bijvakker’ zijn, maar een ‘hoofdvakker’ en zodoende schreef ik mij in voor Kunstgeschiedenis naast Algemene Letteren. Al snel viel het mij op dat de vrouwelijke kunstenaars binnen de colleges slechts sporadisch naar voren werden gebracht. Dit fascineerde mij en inspireerde me tot nader (zelfstandig) onderzoek. Voor mijn doctoraal Algemene Letteren heb ik me gespecialiseerd in Cultuureducatie en voor mijn doctoraal Kunstgeschiedenis heb ik mij toegelegd op de negentiende eeuw en het fin de siècle, uiteraard met aandacht voor vrouwelijke kunstenaars. In 1994 ben ik afgestudeerd op het oeuvre van de beeldhouwster Camille Claudel (1864-1943) voor beide studies.

Welke verwachtingen had je aangaande je toekomstige carrière en wat is daarvan uitgekomen?
Ik had niet echt een verwachting, maar wist wel dat ik deze kennisvelden nooit meer zou loslaten. In 1995 ben ik de postdoctorale lerarenopleiding gaan volgen en heb een eerstegraads lesbevoegdheid behaald voor het vak Kunstgeschiedenis. Daarna ben ik cursussen en lezingen gaan geven, heb ik excursies en reizen georganiseerd en begeleid, tentoonstellingen ingericht en publicaties geschreven. Al deze activiteiten heb ik reeds in 1996 ondergebracht in mijn onderneming Haanappel Art International – Bureau voor Cultuureducatie (www.haanappelart.nl). Nadat onze eerste zoon werd geboren in 2001 heb ik me meer toegelegd op de cursussen en lezingen. Inmiddels hebben wij drie kinderen en geef ik nog steeds met heel veel enthousiasme elke week les aan ruim 150 cursisten. Daarnaast word ik veel gevraagd voor lezingen in Nederland en België. Ook heb ik in de zomer van 2009 het Instituut voor Vrouwelijke Kunstgeschiedenis opgericht.

Wat beschouw je als een succesmoment tijdens je loopbaan als kunsthistoricus? Waar ben je echt trots op?
In de zomer van 2000 werd ik benaderd door het Singer Museum in Laren met de vraag of ik wilde bijdragen aan de eerste tentoonstelling over Camille Claudel in Nederland. Ik heb een deel van mijn doctoraal scriptie uitgewerkt tot een artikel en heb ook de booklet geschreven voor de CD ‘Claude & Camille’ (met composities van Debussy waaraan beelden van Claudel zijn gekoppeld). Daarnaast had Singer Laren mij gevraagd lezingen te geven over Camille Claudel. De eerste keer was de theaterzaal (met ruim 400 mensen) totaal uitverkocht, een fantastische ervaring om zoveel mensen kennis te laten maken met het oeuvre van deze briljante beeldhouwster. Nog steeds word ik veel gevraagd in binnen- en buitenland om over Camille Claudel te spreken en ik doe het met alle liefde en plezier!

En dan de oprichting van het Instituut voor Vrouwelijke Kunstgeschiedenis (www.artherstory.nl) in 2009: een mijlpaal en succesvol vanaf het eerste begin. Alle studiedagen, cursussen en lezingen die geprogrammeerd staan, worden druk bezocht en de deelnemers zijn enorm enthousiast en dat geeft natuurlijk ook veel voldoening. Het heeft er tevens toe geleid dat verschillende mensen en instellingen mij benaderen om te komen spreken over Herstory of Art.

Wat zijn je plannen op de korte en langere termijn?
Naast het overdragen van kunsthistorische kennis in gesproken woord, wil ik (weer) gaan schrijven en publiceren. Uiteraard mijn boek over Camille Claudel, waarin ik al mijn onderzoek en inzichten naar buiten breng. Maar daarnaast ook een overzicht van de vrouwelijke kunstgeschiedenis Herstory of Art. Het volgende seizoen wil ik dan ook zodanig indelen dat er meer tijd vrij komt om te schrijven.

Welk kunsthistorisch boek maakte een verpletterende indruk op jou, was/is misschien zelfs richtinggevend voor je werk?
Dat is natuurlijk The Story of Art van Gombrich. Het was dit boek waarmee ik voor het eerst in mijn leven de wereld van de kunstgeschiedenis binnenstapte. Het was Gombrich die mijn passie voor het vak heeft doen ontstaan (zeker na het bijwonen van zijn colleges) en het is ook dit boek dat ik als rode draad voor mijn lessen en cursussen gebruik. The Story of Art heeft zelfs indirect geleid tot mijn Herstory of Art. Gombrich schreef ‘het verhaal van de kunst’. Het enige wat ik daarin miste, waren de vrouwelijke kunstenaars: vandaar ook mijn titel Herstory of Art. Daarnaast is het een mooie woordspeling want ‘History of Art’ is HIS story en nu komt HER story aan bod. Mijn uiteindelijke doel is te komen tot een gelijkwaardige kunstgeschiedenis voor mannelijke en vrouwelijke kunstenaars waar kwaliteit boven kwantiteit staat.

Als het mogelijk was terug te gaan in de tijd, welke kunstenaar of kunsthistoricus zou je willen ontmoeten? Wat zou je hem of haar willen vragen?
Camille Claudel uiteraard! Vanaf 1993 is zij een deel van mijn leven geworden en tijdens mijn onderzoek gedurende de afgelopen jaren zijn er zoveel vragen ontstaan. Het lijkt me geweldig haar te kunnen interviewen.

Van welk kunstwerk of gebouw gaat jouw hart sneller kloppen en waarom?
De beelden van Camille Claudel fascineren me nog steeds en als ik de verscheidenheid aan portretten zie van la petite Châteleine krijg ik kippenvel. Maar ook de Nana’s van Niki de Saint Phalle vind ik geweldig en het is zo spijtig dat ik in 1966 nog niet leefde en dus niet in Stockholm de Hon heb kunnen betreden…..

Welke tentoonstelling heb je als laatste gezien? En wat vond je ervan?
Kandinsky & Der blaue Reiter in het Gemeentemuseum in Den Haag. Een prachtige tentoonstelling met werk uit het Lenbachhaus in München. Dit soort expressionisme moet je in het echt zien, elke reproductie valt in het niet. Wel jammer dat Gabriele Münter een wat magere rol heeft gekregen in Den Haag, want niet alleen heeft het Lenbachhaus alle werken aan haar te danken ook Kandinsky heeft dankzij haar aanwezigheid de stap naar abstractie kunnen maken.

Wat verwacht je van een vereniging voor kunsthistorici?
Een goed platform voor afgestudeerde kunsthistorici waar uitwisseling van ervaringen en ideeën kan plaatsvinden, waar interessante en actuele themadagen worden georganiseerd. De wijze waarop de VNK naar buiten treedt, bevalt mij prima. Helaas heb ik gezien de omvang van mijn werkzaamheden naast de zorg voor drie kleine kinderen niet altijd tijd om overal bij aanwezig te zijn. Maar dat gaat zeker komen…….

Welke tip of goede raad wil je je collega-kunsthistorici meegeven?
Blijf elke dag genieten van het mooiste vak ter wereld: Kunstgeschiedenis.

© 2010 Sophie van Steenderen in gesprek met Karin Haanappel

Pin It on Pinterest

Share This